WisWeb - {βeta}
Over WisWeb
Login
Wiskunde LO
Eindtermen Wiskunde voor de lagere school in Vlaanderen. (beginnetje)
Meetkunde
Cirkel tekenen
Loodrecht en evenwijdig
Objecten in het vlak en in de ruimte
Oriënteren
Soorten rechthoeken, soorten hoeken
Gelijkheid, gelijkvormigheid, symmetrie
Begrippen en notaties
Wiskunde - Meten
De leerlingen kunnen concreet aangeven hoe de inhoud van een balk wordt bepaald.
De leerlingen kunnen op een concrete wijze aangeven hoe ze de oppervlakte en de omtrek van een willekeurige, vlakke figuur en van een veelhoek kunnen bepalen.
De leerlingen kunnen allerlei verbanden, patronen en structuren tussen en met grootheden en maatgetallen inzien en ze kunnen betekenisvolle herleidingen uitvoeren.
De leerlingen kunnen in reële situaties rekenen met geld en geldwaarden.
De leerlingen kennen de belangrijkste grootheden en maateenheden met betrekking tot lengte, oppervlakte, inhoud, gewicht(massa) tijd, snelheid, temperatuur en hoekgrootte en ze kunnen daarbij de relatie leggen tussen de grootheid en de maateenheid.
De leerlingen weten dat bij temperatuurmeting 0 °C het vriespunt is en weten dat de temperaturen beneden het vriespunt met een negatief getal worden aangeduid.
De leerlingen kunnen kloklezen (analoge en digitale klokken). Zij kunnen tijdsintervallen berekenen en zij kennen de samenhang tussen seconden, minuten en uren.
De leerlingen kunnen schatten met behulp van referentiepunten.
De leerlingen kunnen de functie van de begrippen "schaal" en "gemiddelde" aan de hand van concrete voorbeelden verwoorden.
De leerlingen kennen de symbolen, notatiewijzen en conventies bij de gebruikelijke maateenheden en kunnen meetresultaten op veelzijdige wijze noteren en op verschillende wijze groeperen.
De leerlingen kunnen veel voorkomende maten in verband brengen met betekenisvolle situaties.
De leerlingen kunnen met de gebruikelijke maateenheden betekenisvolle herleidingen uitvoeren.
Wiskunde - Getallen
De leerlingen kunnen gevarieerde hoeveelheidsaanduidingen lezen en interpreteren.
Terminologie
Bewerkingen controleren
De leerlingen kunnen tellen en terugtellen met eenheden, tweetallen, vijftallen en machten van tien.
Breuken
Afronden
Cijferen
Sommen en tafels van vermenigvuldigen
Schatten
De leerlingen kunnen de uitkomst van een berekening bij benadering bepalen.
De leerlingen kunnen in eenvoudige getallen de gelijkwaardigheid tussen kommagetallen, breuken en procenten vaststellen en verduidelijken door omzettingen.
De leerlingen kunnen natuurlijke getallen van maximaal 10 cijfers en kommagetallen (met 3 decimalen), eenvoudige breuken, eenvoudige procenten lezen, noteren, ordenen en op een getallenlijn plaatsen.
De leerlingen kunnen in gesprekken de geleerde symbolen, terminologie, notatiewijzen en conventies gebruiken.
De leerlingen zijn bereid verstandige zoekstrategieën aan te wenden die helpen bij het aanpakken van wiskundige problemen met betrekking tot getallen, meten, ruimtelijke oriëntatie en meetkunde.
De leerlingen kunnen de veelvouden van een natuurlijk getal (<20) vinden, zij kunnen van twee dergelijke getallen het (kleinste) gemeenschappelijk veelvoud vinden.
De leerlingen kunnen volgende symbolen benoemen, noteren en hanteren: = ≠ + - x . : / ÷ % en ( ) in bewerkingen.
De leerlingen hebben inzicht in de relaties tussen de bewerkingen.
De leerlingen kunnen orde en regelmaat ontdekken in getallenpatronen onder meer om te komen tot de kenmerken van deelbaarheid door 2, 3, 5, 9, 10 en die te kunnen toepassen.
De leerlingen voeren opgaven uit het hoofd uit waarbij ze een doelmatige oplossingsweg kiezen op basis van inzicht in de eigenschappen van bewerkingen en in de structuur van getallen: - optellen en aftrekken tot honderd - optellen en aftrekken met grote getallen met eindnullen - vermenigvuldigen met en delen naar analogie met de tafels
De leerlingen kunnen eenvoudige procentberekeningen maken met betrekking tot praktische situaties.
De leerlingen kunnen de verschillende functies van natuurlijke getallen herkennen en verwoorden.
De leerlingen zijn in staat in concrete situaties (onder meer tussen grootheden) eenvoudige verhoudingen vast te stellen, te vergelijken, hun gelijkwaardigheid te beoordelen en het ontbrekend verhoudingsgetal te berekenen.
De leerlingen kunnen de delers van een natuurlijk getal (=100) vinden; zij kunnen van twee dergelijke getallen de (grootste) gemeenschappelijke deler(s) vinden.
De leerlingen kunnen in een zinvolle context eenvoudige breuken en kommagetallen optellen en aftrekken. In een zinvolle context kunnen zij eveneens een eenvoudige breuk vermenigvuldigen met een natuurlijk getal.
De leerlingen kunnen in contexten vaststellen welke wiskundige bewerkingen met betrekking tot getallen toepasselijk zijn en welke het meest aangewezen en economisch zijn.
De leerlingen kunnen eenvoudige breuken gelijknamig maken in functie van het optellen en aftrekken van breuken of in functie van het ordenen en het vergelijken van breuken.
De leerlingen kunnen de zakrekenmachine doelmatig gebruiken voor de hoofdbewerkingen (zie ook 1.28).
De leerlingen kunnen op concrete wijze de volgende eigenschappen van bewerkingen verwoorden en toepassen: van plaats wisselen, schakelen, splitsen en verdelen.
De leerlingen kunnen door het geven van een paar voorbeelden uit hun eigen leefwereld en in hun leermateriaal aantonen dat doorheen de geschiedenis en ook in niet-westerse culturen andere wiskundige systemen met betrekking tot getallen werden en worden beoefend.
Wiskunde - Strategieën en probleemoplossende vaardigheden
De leerlingen zijn in staat om de geleerde begrippen, inzichten, procedures, met betrekking tot getallen, meten en meetkunde, zoals in de respectievelijke eindtermen vermeld, efficiënt te hanteren in betekenisvolle toepassingssituaties, zowel binnen als buiten de klas.
De leerlingen kunnen met concrete voorbeelden aantonen dat er voor hetzelfde wiskundig probleem met betrekking tot getallen, meten, meetkunde en ruimtelijke oriëntatie, soms meerdere oplossingswegen zijn en soms zelfs meerdere oplossingen mogelijk zijn afhankelijk van de wijze waarop het probleem wordt opgevat.
De leerlingen kunnen met concrete voorbeelden uit hun leefwereld aangeven welke de rol en het praktisch nut van wiskunde is in de maatschappij.
Attitudes